This week’s Friday Verses are written by Kristien Spooren. We translated Peperkoek (Gingerbread). The poem was first published in Dutch in Het Liegend Konijn, a magazine for contemporary Dutch-language poetry.
The young, promising Kristien Spooren (b. 1994, Mechelen) is a writer, performance poet and medical anthropologist. She has published in such literary magazines as Deus Ex Machina and Het Liegend Konijn, made the top 100 in the Turing Poetry Competition and has won several prizes for performance and text. In her work Kristien strives for abiding images to translate raw reality. The texts contain the kind of emotion that makes one gasp for breath.
Gingerbread
The family’s in a bad way,
said the paper I was reading before I got into the shower.
I turn the knobs for hot and cold water.
It’s hard to find the right temperature.
My sister gave me macadamia milk.
I squeeze the last drop out of the bottle
and watch as the soap slips through my hands.
I remember the smell of family
and cry louder than the shower.
The soap foams like sheepskins
Once I held a dead lamb in my arms,
rejected by its mother.
Just before it died, it gave a last shiver.
As if it were saying in Morse code:
Some things don’t work
And you can’t learn from them.
I have
learned how to use a towel.
When I rub the shower off me,
I’m a snake shedding its skin.
My mother did not like shedding skin,
renewing, changing.
She was partly made possible by gingerbread.
She always wanted slices without crystallised sugar,
Which I was allowed to pick off.
I always made Lipton tea for her,
with sugar and two level teaspoonfuls of lemon.
When spring came, we worked in the garden.
Each spring I asked her something about the phloxes
because she was fond of saying
that they were Granny’s favourite flowers.
We dug up weeds too.
As if they were fathers.
Checked to see if I were in bloom yet
and how later I only grew downwards.
With the towel I rub my skin dry.
I have no clothes on.
If you sit on the ground,
draw up your knees,
wrap your arms round your legs,
and breathe in deeply,
it’s as if you’re being cuddled.
I’m no good at breaking.
(Dutch version below the photo)
Peperkoek
Het gaat niet goed met het gezin,
zei de krant die ik las voor ik in de douche stapte.
Ik draai aan de knoppen van warm en koud water.
Het is moeilijk om de juiste temperatuur te vinden.
Van mijn zus kreeg ik witte macadamiamelk.
Ik duw de laatste rest uit de fles
en kijk hoe de zeep in mijn handen glijdt.
Ik herinner me de geur van familie
en huil harder dan de douche.
De zeep schuimt als schapenvellen.
Ooit hield ik een dood lam in mijn armen,
verstoten door zijn moeder.
Vlak voor hij stierf, rilde hij nog.
Alsof hij in morsecode zei:
Sommige dingen gaan niet goed.
En je kan er niets uit leren.
Ik heb wel geleerd hoe je een handdoek gebruikt.
Als ik het douchen van me afwrijf,
ben ik een slang die vervelt.
Mijn moeder hield niet van vervellen.
Van vernieuwen, van veranderen.
Ze was mede mogelijk gemaakt door peperkoek.
Ze wilde altijd sneetjes zonder parelsuiker,
die ik eraf mocht plukken.
Ik zette altijd Liptonthee voor haar,
met suiker en twee afgestreken lepeltjes citroen.
Als het lente werd, werkten we in de tuin.
Iedere lente vroeg ik haar iets over floxen
omdat ze ervan hield te zeggen
dat dat oma’s liefste bloemen waren.
We wiedden ook onkruid.
Alsof het vaders waren.
Keken of ik al in bloei stond,
en hoe ik later alleen nog in de diepte groeide.
Met de handdoek wrijf ik mijn huid droog.
Ik heb geen kleren aan.
Als je dan op de grond gaat zitten,
je knieën optrekt,
je armen om je benen slaat,
en heel diep inademt,
lijkt het of je wordt geknuffeld.
Ik ben niet goed in breken.