This week’s Friday Verses are written by Maria Barnas. We translated Het is mogelijk (It’s Possible). This poem first appeared in Dutch in Het Liegend Konijn, a magazine for contemporary Dutch-language poetry.
Maria Barnas (Hoorn, b. 1973) is a reader and writer. Her most recent books, the novel Altijd Augustus (Always August, 2017) and the poetry collection Nachtboot (Night Boat, 2018) were published by Uitgeverij Van Oorschot. Barnas is attached to the Rijksakademie and heads the new master’s degree programme Approaching Language at the Sandberg Institute. She writes on poetry for NRC Handelsblad.
It's Possible
Beware of the three old men
say the mothers of the mothers.
I hear their voice in the voices
of my mother that I hear in my voice
which towards the end of a sentence gasps for
breath. I have their wide hips high
cheekbones over round cheeks
which are good for sighing
crooked toes sharp elbows as weapons
and creaky but supple joints
which are good for running away
says the mother of my mother and:
my father did not die when the mine collapsed.
Conductors of brass bands do not die
they perish. They are scorched
marvellously found far from the mine.
After that, all changed although he stayed dead
and I did not cry he is dead
because the mothers who support the sky
– with an apron round their waist
which is created like a miracle when it is tied
tight – with raised hands
and prayers under the breath wobbling
so that another word for revenge
– that I still need to find because revenge
is out of place but what then what then what
echoes in my stomach and rolls around –
rolls around like the lump of coal
from which I try to cut a diamond.
And who
will look after the blind horse now?
It walks on underground.
It’s possible
say the mothers of the mothers
that blind horses learn to trot in fields
without mineshafts and for all we know at the gallop.
(Read the Dutch version below the photo)
© Wendy Taylor
Het is mogelijk
Pas op voor de drie oude mannen
zeggen de moeders van de moeders.
Ik hoor hun stem in de stemmen
van mijn moeder die ik hoor in mijn stem
die tegen het eind van een zin naar adem
hapt. Ik heb hun brede heupen hoge
jukbeenderen boven bolle wangen
waarmee het goed zuchten is
kromme tenen puntellebogen als wapens
en krakende maar lenige gewrichten
waarmee het goed vluchten is
zegt de moeder van mijn moeder en:
mijn vader stierf niet toen de mijn instortte.
Dirigenten van harmonieën sterven niet
zij komen om. Ze worden als een wonder
geblakerd en ver buiten de mijn gevonden.
Daarna was alles anders hoewel hij dood bleef
en ik schreeuwde niet hij is dood
omdat de moeders die de hemel stutten
– met een schort om het middel
dat ontstaat als een mirakel waar het strak
wordt aangesnoerd – met geheven handen
en binnensmonds gebed wankelen
zodat een ander woord voor wraak
– waar ik nog op moet komen omdat wraak
niet op haar plaats is maar wat dan wat dan wat
echoot er dan in mijn maag en rolt om –
omrolt als de brok steenkool
waaruit ik een diamant wil snijden.
En wie
zorgt er nu voor het blinde paard?
Het stapt onderaards voort.
Het is mogelijk
zeggen de moeders van de moeders
dat blinde paarden leren draven in velden
zonder schachten en wie weet wel in galop.